woensdag 16 juli 2008

Één taal is geen taal

Wanneer is iets je eigen taal? Na een jaarlang communiceren in het Engels, bij tijd en wijle Frans en bijna nog minder regelmatig in het Nederlands, zit in het Nederlands denken er niet meer in. Dromen gebeurt ook in het Engels; zelfs de cover van het blad dat de vrouw in mijn droom naast mij leest is in het Engels. Ja, zo gedetailleerd droom ik nu eenmaal, met covers, snoepverpakkingen en verkeersborden en al. Overschakelen gaat zo snel dat ik bij een Frans restaurantje in Oxford L'assiette gourmande, s’il vous plaît bestel. Begin je in het Frans, maak ik het Frans af. Dat is altijd beter nog dan de wijnkaart die ik bij een ander restaurant aantrof met de verwarrende Pink wines, maar dat terzijde. Feit blijft dat al die taalwisselingen verwarrend zijn en een interessant-doenerij-effect op mensen hebben dat niet terecht is. Mijn eigen taal, waarmee ik dan toch het Nederlands bedoel, is niet meer wat het geweest is. Ik ben altijd al een ster geweest in het mengen van onderdelen uit verschillende uitdrukkingen (dat gaat dan nog) of (nog ernstiger) het verzinnen van frases die slechts opgetrokken wenkbrauwen tot resultaat hebben. Maar zeg nou zelf, hoe zou jij kijken als iemand tegen je zou zeggen "Driemaal is scheepswerf"? Als ze daarna ook nog eens verbouwereerd kijkt omdat ze doorheeft dat er iets niet in de haak is, maar wat precies bevat ze niet. Ik zou ook een wenkbrauw optrekken. Maar goed, dit buitenlandverblijf heeft er nog een schepje bovenop gedaan. Ik denk nog steeds in het Engels, en deze deformatie zorgt ervoor dat ik tegenwoordig zinnen uitspreek die niet lopen, waarvan de volgorde beroerd is of de uitspraak te Engels is. En nog erger is het dat ik regelmatig de zonde bega van het verhalen overgieten met Engelse zinsneden. The You know's zijn gelukkig van de lucht, maar ik betrap mezelf wel op Basically, fair enough, oh dear. Gaat vast weer weg.
En zo kwam ik er binnen een week na thuiskomst ook nog eens achter dat ik in het buitenland ook nog eens een beroerde kennis van mijn eigen taal heb verspreid. Het scheelt dat de pupil in kwestie het niet zal weten als ik hem slecht Nederlands aanleer, maar toch voelt het didactisch niet verantwoord. Zo stond ik op een feestje van mastergenoten van een vriendin in Oxford en raakte ik in gesprek met een half-Nederlandse jongen. Hij wist een liedje voor zich uit te hummen waarbij hij van mij graag de tekst zou horen. Zes paar ogen in het keukentje waren op mij als Echte Nederlander gericht. Een kinderliedje, dat zou kinderspel moeten zijn. En dus maakte ik er maar iets van. Net zoiets als die "Driemaal scheep eh driewerf hoera?"-mix up merkte ik zelf direct dat er iets niet in de haak was. Maar ik kon het niet laten blijken. Want als ik nu nog aan die Britten en Amerikanen uitmoest gaan leggen dat ik ze een liedje heb geleerd over een Hansje Brokken en dat brokken eigenlijk iets heel anders betekent en dus ook niet de echte tekst niet is...Het was al erg genoeg dat ik de etymologische achtergrond van het liedje niet uit kon leggen.
Ik nam nog een extra slok bier en babbelde lekker door. In het Engels. Oh dear. Wat betekent het om een moedertaal te hebben? Als ik die taal momenteel niet zo goed spreek als ik zou willen én ik nog steeds droom in een andere taal? Hoop dat dit niet betekent dat ik mijn Nederlanderschap moet gaan verdedigen. Gelukkig is mijn afstudeerexamen lekker in het Engels...

vrijdag 11 juli 2008

Thuiskomst

Na het afgelopen half jaar in verschillende steden, landen en vanzelfsprekend dus ook verschillende huizen te hebben gewoond heb ik mijn kunnen wel bewezen van het snel wennen op een nieuwe stek. Toen ik terugkwam naar Leiden dacht ik dat deze intrek dus een eitje zou worden. Als ik er al twee maal in wildvreemde omgeving in geslaagd was me na twee dagen ergens thuis te voelen, dan moest het in mijn eigen huis toch wel sneller kunnen. Niets is minder waar.
Na terugkeer (met een vertraging van 2 uur, doorgebracht zittende in een stilstaand vliegtuig) en ontvangst van mijn sleutels uit handen van Zus was het moment daar. Ik draaide de sleutel in het slot en stapte na een half jaar mijn eigen huis weer in. Verkerend in een stuk stoffigere staat, veroozaakt door de verbouwing door mijn huisbaas. Vol verwachting klopte mijn hart toen ik mijn kamerdeur opende. Ik herkende het nog. Mijn spullen stonden er nog. Maar toch voelt het anders als er een half jaar iemand anders in je domein heeft gewoond. Je thuis is toch letterlijk je terugvalbasis, de plek waar je je terugtrekt om tot jezelf te komen. En als iemand anders dat dan heeft gedaan op diezelfde plek met een nogal andere leefstijl, dan is dat best een vreemd gevoel. De oplossing voor orde freaks zoals ikzelf is dan dus het letterlijk naar buiten vegen van andermans aura. Een half jaar mocht het haar thuis zijn, nu was het mijn beurt weer. En dus sloeg ik aan het luchten, schoonmaken en schuiven met meubels. En langzaam zag ik mezelf weer terugkomen. De meubels zette ik wel anders neer dan voorheen, om een gevoel te voorkomen dat ik terug bij af ben. Mijn avontuur is ten einde, en mijn kamer moet nu mijn thuisbasis weer worden, om klaar te zijn voor de nieuwe avonturen die op komst zijn. Het ophangen van mijn foto's en het schoonmaken hielpen al enorm. Maar wat hielp me deze week gek genoeg het meest om me weer thuis te voelen?
Het langsstuiven van twee brandweerwagens toen ik op de Breestraat liep. Na een paar maanden Parijs en in mindere mate ook Oxford ben ik haast immuun geworden voor het geluid van sirenes. Ieder moment van de dag hoorde ik daar wel iets langsjammeren. Maar de Nederlandse sirenes hebben een ander effect op me, en hebben dat altijd al gehad. Allereerst is het geluid van Nederlandse sirenes voor mij veel herkenbaarder als signaal van een foute boel. Maar het is vooral het gevoel dat mij altijd direct bekruipt als ik sirenes hoor en de wagens zie rijden. Het gevoel van onheil bekruipt me en knijpt zachtjes mijn keel dicht. Dat had ik in Parijs en Oxford in veel mindere mate. En ondanks het feit dat ik me in beide steden ook meer dan thuis voelde, besefte ik me opeens een groot verschil toen ik verder zeulde met mijn boodschappen. In Leiden kijk ik altijd welke kant de wagens op rijden en bedenk dan direct welke vrienden van mij in die richting wonen. En dat geeft toch aan dat dit nu mijn echte thuis is. Ik liep door, liep mijn huis in en keek nog eens om mij heen. Mijn thuisbasis, compleet met foto's en kaarten van alle avonturen in Parijs en Oxford omdat die ook nog steeds mijn thuis een beetje zijn. Maar toch, nu voelde ik het. Ja, Marleen is weer thuis.

dinsdag 1 juli 2008

Summertime

Het zou in principe niet stressvol moeten zijn. Het zou ook eigenlijk geen stof tot nadenken moeten geven. Helemaal niks. Als je naar een park gaat om daar wat te liggen, lezen en zonnebaden, dan zou dat het toppunt van vakantiegevoel moeten zijn. Nu ging ik voor dat doeleinde op pad naar de University Parks, omgeving waar ik me normaal gesproken slechts hardlopend begeef. Dit keer ging ik om te chillen. Ik vind het persoonlijk altijd best een stressvol moment wanneer je besluit waar je je neer zult vlijen. Zoveel ruimte, het aanbod van plaatsen is enorm. Je wilt wel een beetje in de buurt van andere mensen zitten/liggen, maar niet te dichtbij. Omwille van hun privacy maar ook je eigen. Maar alleen gaan liggen is saai, iets hebben om naar te kijken is essentieel. Zoals een groep frisbee-ende jongelingen. Zolang je niet te dichtbij gaat liggen (omwille het risico van een plastic gevaarte snoeihard op je hoofd) is dat garantie van coolness op dat veldje en dus van niet-vervelen.
Vorige week bij inleveren van mijn scriptie verzuchtte ik graag deze hele week te willen doorbrengen met ontspannende activiteiten die geen enkele hersenactiviteit zouden vereisen. Vandaar deze uitstap naar het park. De zon scheen, ik was gewapend met zonnebrand, water, handdoek én een hersenloos boek. Op weg naar het park feliciteerde ik mezelf al even met het bereiken van het juiste niveau van voorbereiding. Dus daar ging ik. Slechts een paar dagen geleden leverde ik mijn scriptie in, nu ben ik al gewend aan het niets hoeven doen. En zelfs stilliggen kan ik nu! (Dat is ook nieuw, geloof me). Mijn enige uitstap vanuit het park was het ophalen van mijn hardcover versie van mn scriptie, donkerblauwe kaft met gouden letters. Om na dit korte nerd-intermezzo terug te keren voor een pique-nique met Fran, stokbrood, kaas en wijn. Lang leve de zomer!
Maar blijkbaar zijn die hersenen van mij zelfs dan niet makkelijk uit te schakelen. Het nadenken over locatie op het gras, wil ik slapen of wil ik lezen (ok, dat is niet echt een moeilijke vraag maar vereist toch enig wikken en wegen) en wat voor wijn drinken we bij de picknick, dat is nog best vermoeiend. Misschien de dag erna maar weer naar het park. Om bij te komen van dag 1. En dit keer probeer ik niet eens te stoppen met nadenken. Misschien ben ik op mijn best als ik een beetje voor me uit mijmer over allerhande zaken. Of wanneer ik slaap. Daar zou ik mijn geld persoonlijk op in zetten.